.
Hans Kusters en Kris Wauters van Clouseau
maandag 23 november 2020

Vanavond ongegeneerd meezingen in de laatste Belpop

Vandaag de laatste Belpop.


Olé, Olé, Olé, Olé, we are the champions. Dat geldt ook in dit tweede deel van het Belpop-tweeluik over merkwaardige Belgische composities die de wereld veroverden. Van voorlopers van de disco over Belgisch/Spaanse volksliederen tot vrolijke dansdeuntjes.

Begin jaren ’70 stoot een sensueel nummer door tot de top van de Amerikaanse Billboard Hot 100. Met zijn latin beat en hitsig gekreun jaagt Jungle Fever de temperatuur op de dansvloer de hoogte in. De band is minder exotisch dan het nummer doet vermoeden. De Chakachas zijn een Belgisch orkest onder leiding van drummer Gaston Bogaerts: alleen zangeres Kari Kenton heeft Cubaanse roots. De Chakachas maakten vooral furore van eind jaren ’50 tot half jaren ’60. Tot Gaston Bogaerts er de stekker uittrok om zich toe te leggen op zijn andere passie: schilderen. Begin jaren ’70 vraagt Bogaerts aan producer Roland Kluger of ze de draad met de Chakachas niet weer zouden oppikken. Het resultaat is een studioplaat die bij ons weinig potten breekt, maar wanneer de single Jungle Fever bij een Amerikaanse platenfirma belandt, is het bingo: het plaatje gaat maar liefst 2.000.000 keer over de toonbank en zal de geschiedenis ingaan als één van de voorlopers van de disco.

Francis Weyer rijdt in de jaren ’60 een verdienstelijk parcours als gitarist bij onder meer Placebo (de groep van jazz-pionier Marc Moulin) en de J.J. Band (die met Jess & James de monsterhit ‘Move’ scoorde). Half jaren ’70 beslist hij een nummer op te nemen om zijn vader te verrassen. De nostalgische gitaarballade komt Nederlands platenproducent Bart van der Laar ter ore die er meteen goud in hoort. Weyer krijgt de artiestennaam Francis Goya en de single wordt in december ’75 als Nostalgia in Nederland gereleaset. Net op dat moment ontrolt er zich een drama bij onze noorderburen: een groep militante Molukse jongeren kaapt een trein in het Drentse Wijster. De kaping duurt 12 dagen en eist drie levens. Heel Nederland zit aan de tv en radio gekluisterd. Die radio past zijn programmering aan en bant alle vrolijke nummers. Nostalgia komt als geroepen. Luisteraars vragen het nummer massaal aan als ‘troetelschijf’ en het wordt een enorme hit. Het Nederlandse succes opent de deuren naar de rest van Europa tot in Rusland toe. Goya wordt één van de best verkopende Belgische artiesten allertijden.

In 1985 bestelt platenbaas Hans Kusters (Hans Kusters Music) bij producer Roland Verlooven een liedje voor voetbalkampioen Anderlecht. Verlooven klopt aan bij Brussels volkszanger Lange JoJo en samen schrijven ze Anderlecht Champion. Wanneer België zich even later kwalificeert voor het WK in Mexico wordt het paarswitte kampioenenlied herwerkt: Allez, allez, allez wordt Olé, Olé, Olé en met wat mariachi-trompetjes erbij is Olé, Olé, Olé, Olé, we are the champions een feit. De voetbalhymne wordt wereldwijd overgenomen en evolueert steeds meer naar een universeel vrijheids- en zegelied. Wanneer in ’89 de muur in Berlijn valt, zingt een uitzinnige mensenmassa Olé Olé Olé! Als The Rolling Stones in 2016 voor het eerst in de geschiedenis optreden in Havana, scandeert een miljoen uitgelaten Cubanen Olé Olé Olé in het stadion. The Stones brengen een documentaire uit van het legendarische concert en vernoemen de film naar het al even legendarische nummer uit België.

Louis Van Rijmenant is nauwelijks twintig als hij aan de slag gaat bij de vermaarde jazzorganisatie ‘Hot Club de Belgique’. De jonge concertorganisator haalt grote namen als Charlie Parker, Dizzy Gillespie en Duke Ellington naar België. Half jaren ‘50 bekeert hij zich tot de lichtere muziek. Als onafhankelijk producer wordt hij de drijvende kracht achter Vlaamse vedetten als Marc Dex en Micha Marah. Begin jaren ‘70 hoort Louis in zijn skihotel in Davos de Zwitserse accordeonist Werner Thomas een vrolijk deuntje spelen. Een eigen compositie, zo blijkt. Louis koopt de rechten. Thuisgekomen laat Van Rijmenant het nummer opnemen door de populaire Bobby Setter Band. Bobby Setter (Bob Verhelst) vindt het nummer maar niks en wordt liever niet op het platenhoesje vermeld; hij bedankt ook voor Louis’ aanbod om te delen in de auteursrechten. Tchip tchip wordt een hitje en vaste waarde op elke Vlaamse trouwpartij en pensenkermis. Wanneer het singletje enkele jaren later in handen valt van de Nederlandse producer Johnny Hoes, begint het een tweede leven. Hoes laat het opnieuw opnemen door amateurorkest De Electronica’s. Ze bedenken er een dansje bij en De Vogeltjesdans wordt een megahit in Nederland en Duitsland. Dat motiveert Louis Van Rijmenant - nog steeds rechtenhouder - om het nummer ook in de rest van de wereld te verkopen. Mét succes. Er zullen wereldwijd maar liefst 40 miljoen stuks over de toonbank gaan in minstens 140 verschillende versies.

Met getuigenissen van: Jean Kluger (producer), Roland Kluger (producer), Bob Verhelst (orkestleider), Adri-Jan Hoes (zoon Johnny Hoes), Fred Limpens (studiotechnicus), Paul Hougardy (studiotechnicus), Ad Visser (presentator), Gaston Bogaerts (bandleider), Ralph Benatar (muzikant), Hans Kusters (producer), Lange Jojo (zanger), Francis Goya (muzikant), Jan Delvaux (Belpop-kenner), Jimmy De Wit (Belpop-kenner).

Belpop, vanavond om 21.20 uur op Canvas